Onderbouw

ontwikkeling

Om de leerlingen zowel cognitief als motorisch vlak te kunnen ontwikkelen moeten de bewegend leren opdrachten ook aansluiten op het niveau van de leerlingen. De oefeningen die gebruikt worden voor de spellen van bewegend leren zijn gebaseerd op het gemiddelde functioneren van de leerlingen op deze leeftijd. De oefeningen stimuleren de leerlingen om zich te kunnen ontwikkelen.

Tussen het 6e tot 9e levensjaar wordt de motoriek, het evenwicht en de coördinatie verder ontwikkeld. De handen kunnen nu afzonderlijk van elkaar worden gebruikt. De fijne motoriek wordt nauwkeuriger en het uithoudingsvermogen, behendigheid en het reactievermogen nemen toe. De leerlingen kunnen al beter rekening houden met elkaar en zien de gevolgen in hun eigen acties in.

Gebruik tijdens de uitleg beeldspraak om aan te sluiten om de fantasiewereld van de leerlingen. De leerlingen hebben een enorm creativiteit. Probeer de uitleg leuker en spannender te maken door er een verhaal aan te koppelen. Stel na je uitleg open en gesloten vragen om te checken of de leerlingen de oefening begrepen hebben. De leerlingen willen graag nieuwe kennis verwerven en zijn enorm nieuwschierigheid. Tussen het 4e en 7e jaar bereikt hun nieuwschierigheid zelfs een hoogtepunt! De kinderen proberen voortdurend antwoorden te vinden op allerlei vragen, beantwoord na je uitleg 1 of 2 vragen van de leerlingen om de uitleg kort en bondig te houden.